Geallieerde bombardementen
In juli 1943 hebben de Geallieerden geprobeerd bommen af te werpen op de Fokkervliegtuigenfabriek in Amsterdam-Noord, omdat zij was ingeschakeld bij de Duitse oorlogsindustrie. De Fokker fabriek aan de Papaverweg in Amsterdam Noord was van meet af aan een doelwit voor de Engelsen, aangezien deze fabriek voor de Duitsers moest gaan produceren. De fabriek werd in 1940 tussen 29 september en 11 november veertien keer ’s nachts door de Britten aangevallen.
De omvang van die aanvallen bleef beperkt , want slechts twee maal waren er 12 bommenwerpers bij betrokken. Acht keer waren het vliegtuigen die op de terugweg vanuit Duitsland hun niet afgeworpen bommen op Fokker wilden droppen. De Fokker fabriek zelf werd daarbij weinig schade toegebracht, maar er vielen wel doden onder de burgerbevolking: zeven in Amsterdam Centrum, 21 in Amsterdam Noord en 24 bij het Wilhelmina Gasthuis.
Fabriek gecamoufleerd
De Duitse bezetter had de fabrieken gecamoufleerd, met netten, huisjes en bomen op de daken. Ook een van de zijkanalen werd met netten overspannen. Van bovenaf leek het een rustieke woonwjk. maar door getuigenverhalen bleken de Engelsen gedetailleerd op de hoogte te zijn van de situatie van het Fokkerterrein.
Slechts 9 bommen raak
Bij de Juli bombardementen in 1943 is tot 3 maal toe geprobeerd de Fokker fabriek te bombarderen; de geallieerde aanval op de fabriek miste het doel goeddeels en bommen kwamen terecht op woonwijken, een klooster en een kerk.
Meer dan 200 burgerslachtoffers
De bombardementen werden uitgevoerd op 17 juli, 25 juli en 28 juli.
Met name de van der Pekbuurt en de Vogelbuurt, die dicht bij de Fokker fabriek lagen werden zwaar getroffen. Er vielen ruim 200 doden, vooral burgerslachtoffers.
Tot op heden is er een slachtofferaantal van 206 personen. Omdat het geallieerde bommen waren, is deze tragische gebeurtenis altijd een gevoelig onderwerp geweest.